4 min Leestijd

Privacy first, of belastingheffing first?

Onlangs besloot het gerechtshof Den Bosch [1] dat SMSParking, een commercieel parkeerbetaalbedrijf, moet meewerken aan het verstrekken van door de Belastingdienst opgevraagde parkeergegevens. De Belastingdienst vroeg SMSParking om álle parkeergegevens van ál haar klanten betreffende 2012. SMSParking weigerde, met een beroep op de privacy van haar klanten. Zij was van mening dat ze door aan zo’n verzoek te voldoen de privacy van haar klanten zou schaden, die wordt beschermd door de Wbp en door het EHRM. Bij de voorzieningenrechter[2] kreeg SMSParking gelijk, maar het hof draait die uitspraak terug. De Belastingdienst mag zo’n ruim verzoek doen, en SMSParking moet daaraan meewerken.

Volgens het hof verzet zich het verzoek van de Belastingdienst niet tegen de regels van de Wbp, en voldoet het aan de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets in het kader van art. 8 EHRM.

Het hof overweegt:

“Daarbij is het niet van belang of de Belastingdienst ten tijde van het opvragen dan wel raadplegen van inlichtingen en gegevens bij een administratieplichtige ten behoeve van belastingheffing van derden nog niet weet of die inlichtingen en gegevens van belang zijn voor de belastingheffing bij een bepaalde belastingplichtige.”

Het hof lijkt hier wel erg gemakkelijk met de toetsing om te springen. Dat geldt ook ten aanzien van de in de Wbp neergelegde eisen dat persoonsgegevens alleen worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden (art. 7) en dat de verwerking niet bovenmatig zijn voor het doel waarvoor die gegevens worden verwerkt (art. 11). Opvragen van álle gegevens bij SMSParking lijkt bovenmatig. En de vraag is of belastingheffing (in de zeer ruime zin die er in het verzoek van de Belastingdienst aan gegeven wordt) wel voldoende welbepaald en uitdrukkelijk omschreven is in de zin van de Wbp.

Het hof overweegt ook dat de Belastingdienst niet om persoonlijke gegevens vraagt. Dat lijkt nogal kort door de bocht. Het moge zo zijn dat niet om namen wordt gevraagd, maar het is voor de Belastingdienst een koud kunstje kentekengegevens aan individuele personen te koppelen. Sterker nog: als de Belastingdienst dat niet zou kunnen heeft het weinig zin de gegevens op te vragen.

Kan de Belastingdienst nu met dit arrest in de hand bij anderen dan SMSParking ook een dergelijk ruim omschreven verzoek doen? Het is niet moeilijk voor te stellen welke andere bedrijven over grote hoeveelheden gegevens beschikken die van belang zijn voor de heffing van belastingen. Denk aan de dossiers van accountants, belastingadviseurs, notarissen, etc. En denk vooral aan banken. Die kennen immers alle financiële transacties van hun klanten, en weten wat ze op de bank hebben staan. Bankgegevens zijn voor de Belastingdienst vele malen interessanter dan parkeergegevens.

Laat er nu juist al jaren een keurige afspraak[3] tussen de banken en de Belastingdienst bestaan  waarin wordt geregeld op welke wijze de belastingdienst bij banken ‘om informatie over derden verzoekt met betrekking tot bancaire activiteiten en op welke wijze de banken daaraan moeten voldoen’  met als doel ‘om die gegevensverstrekking zo efficiënt mogelijk en op voor de banken minst belastende wijze te effectueren’. Wat opvalt is dat in deze regeling zowel de proportionaliteit als de subsidiariteit strak geregeld is:

Alvorens een verzoek om informatie te doen bij de bank, tracht de Belastingdienst de benodigde gegevens te verkrijgen van de betrokken derde zelf. Indien verkrijging van de benodigde gegevens bij deze derde niet mogelijk is, wordt deze door de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld die gegevens bij de bank te verzamelen. Indien dat niet tot het gewenste resultaat leidt, wendt de Belastingdienst zich met een verzoek om informatie rechtstreeks tot de bank. Naar aanleiding van dit verzoek verstrekt de bank overeenkomstig de wettelijke bepalingen informatie over de derde.[4]

De staatssecretaris denkt kennelijk anders over proportionaliteit en subsidiariteit dan het hof Den Bosch. Deze regeling lijkt er juist op gericht te voorkomen dat de Belastingdienst verzoeken doet zoals die aan SMSParking. De regeling sluit ook veel beter aan bij de Wbp: het doel is duidelijk en welbepaald, er wordt niet te veel informatie gevraagd, en de betrokkene is op de hoogte.

Gaat de vergelijking op? In beide gevallen gaat het om verstrekking van privacygevoelige gegevens van derden in het kader van de belastingheffing.  In het geval van bankgegevens is zorgvuldig vastgelegd wat een bank wel en niet ter beschikking moet stellen aan de Belastingdienst.  Maar in het geval van parkeergegevens zegt het hof Den Bosch dat zulke beperkingen niet gelden.

Het was interessant geweest als SMSParking dit voorschrift in haar verweer had genoemd. Dat is  voor zover te overzien, niet gebeurd.

Zal de belastingdienst binnenkort bij de banken op de stoep staan met het arrest van het hof Den Bosch in de hand? Ik denk het niet, maar het zou interessante jurisprudentie opleveren.

bron foto: http://bit.ly/1tDfmKN


[1] Gerechtshof Den Bosch 19-08-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2803, tekst hier
[2] Rechtbank Oost-Brabant 26-11-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6553,  tekst hier
[3] Voorschrift informatie fiscus/banken, 13 december 2012, nr. BLKB 2012/1937M, Besluit van de Staatssecretaris van Financiën, tekst hier
[4] Art. 3.1.0